Column door Anna Verkouteren Jansen

door Anna Verkouteren Jansen

Het publiek ziet vaak maar een glimp van de personages met wie ik als maker maanden (in mijn hoofd) heb doorgebracht. Deze karakters zijn volledig uitgehouwen: ze hebben een eigen belevingswereld, een huis, dromen, irritante trekjes. Het zijn fictieve mensen van vlees en bloed. Ik heb de mensen uit mijn voorstelling Junebug door en door leren kennen. Helaas gaat het om bijzonder penetrante persoonlijkheden, dus was het eigenlijk helemaal niet zo plezierig om zo lang met ze samen te leven. Misschien was ik bij nader inzien zelf ook liever publiek geweest.

Te beginnen bij Salami Rose (er is een artiest die echt zo heet. Briljant! Shoutout naar #Salami Rose Joe!). Salami werkt als nachtportier van het Namastay Inn-motel. Ze is een echte valley girl. Haar distinctieve Amerikaanse vocal fry heeft de intensiteit van een hoogspanningskabel, of een vlieg die met luid gebrom vergaat op zo’n elektrische vliegenlamp met paars neonlicht. Eigenlijk is Salami Rose precies dat: een elektrische vliegenlamp. Ze glimt en er komt een paars-roze hypnotiserende gloed van haar af waardoor je naar haar toe wil. Vervolgens ga je dood en ruikt de kamer naar verbrand haar. Salami Rose heeft vlijmscherpe, neonroze acrylnagels. Ze doet aan ouija, kaartje leggen en astro-signs. Dat komt niet van een verlangen naar een groter begrip, van zichzelf of van anderen. En het komt al zeker niet van de spiritualiteit. Nee, in Salami Rose lee. een uitgehongerde demoon die ze moet blijven voeden door mensen op te slokken in de bodemloze put die haar ziel is. Ze ziet er roze uit, maar is zwart van binnen. Een drop-fruit-duo. (Maartje Wortel schreef een van de leukste grappen van het jaar in haar boek Camping Ze zei iets in de strekking van: er was een tankstation, met geel-zwart-witte kleuren. Zoals baasjes en honden op elkaar gaan lijken, zo was de medewerker van het tankstation op het tankstation gaan lijken. Dat vond ik briljant. Daarom zijn Salami Rose, de foyer van motel Namastay-Inn en de vliegenlamp ook oneindig hetzelfde. Thanks Maartje! Thanks Salami Rose!)

Bij stervende vliegjes, vliegenlampen en Salami Rose moet ik denken aan darwinisme. En als het tijd is voor darwinisme, dan is het tijd voor Petra. Petra is stokoud, Duits en een tv-persoonlijkheid. Zij is een soort liefdeskind van Susan Sontag, David Attenborough en Werner Herzog. Alleen moet je ‘liefde’ dan vervangen door ‘kanker cynisch’. Zoals Werner Herzog ooit zei: ze birds dont sing, zey scream. Dat is Petra. Mijn oma had evenals Petra een Duits accent en een inktzwarte kijk op het bestaan (ze had ook, vanuit haar penthouse, uitzicht op het meer van Genève, maar dat liet haar onberoerd). Mijn oma verborg het beter dan Petra, maar haar Bulstronkiaanse discipline verried haar haat voor de zwakke wezens op de wereld. Elke ochtend slikte ze een hardgekookt ei door zonder te kauwen, perste ze een grapefruit leeg in haar gezicht en vervolgens watertrappelde ze het meer van Genève helemaal naar de tering. Tijdens het baantjes trekken zag je: haar woede, de discipline en allesverblindende haat voor zwakte (lees: gevoel) kwamen allemaal samen in één punt: haar opeengeklemde kaken. Het ijskoude meer trotserend, het ei en de grapefruit vernederend: haar kaken waren dodelijker dan de acrylnagels van Salami Rose. Only ze fittest survive! Maar ook oma is nu dood. RIP oma! RIP Petra!

Een ander personage dat we nooit te zien of te horen krijgen, is Angel. Zij is gemodelleerd naar mijn ex-vriendin. Evenals mijn ex, spreekt Angel nooit. Ze piept, zwakjes. Alsof in plaats van buikspieren het een nat vaatdoekje is dat haar middenrif moet ondersteunen. Angel wordt verpletterd door de zinloosheid van het bestaan. Mijn ex-vriendin ook. Wat blijkt: dat is aanstekelijk! Pas op! Laat je niet verpletteren! Door de zinloosheid! Niet aan denken. Snel door. Als je tot hier bent met lezen, en als je het niet al een soort van had geraden, verdien je het om te weten dat de voorstelling voor een groot deel gaat over de dood. Mijn vader ging dood toen ik één jaar was. Ik heb hem nooit gekend, nooit om hem gerouwd en daar nooit iets bij gevoeld, behalve een soort schaamte dat ik dus niet kon rouwen. Ik hield er ook een gevoelloze kijk op leven en dood aan over: blijkbaar merk je er niks van, als er iemand sterft. Soms komen er vreemden naar me toe, die zeggen: ik heb je vader gekend. Daar word ik dan heel verdrietig van. Als ik er later aan terugdenk, kom ik er niet meer bij, dat verdriet. Het is te abstract. Voor deze vreemden was mijn vader iemand van vlees en bloed. Maar ik ken mijn vader als een personage. Ik voel me daardoor soms een toeschouwer van het echte leven. Van mijn eigen leven. Het is te abstract, de dood. Te zinloos, het bestaan. Te zwak, ik. Gelukkig verzon ik Petra om een ontnuchterende uitkomst te bieden: Ze only thing we do in the end, is fucking die. Kom je voor het einde nog even langs bij Junebug?

Wachtlijst

Wenslijstje

Toegevoegd:

Naar wenslijstje

Inschrijven voor onze nieuwsbrief