Marron: een korte geschiedenis van de Busikondrésma - de mensen van het bos
door Maarten van Hinte
‘Marron’ is een verzamelnaam voor een aantal onafhankelijke gemeenschappen die in de binnenlanden van Suriname en Frans-Guyana wonen. Het zijn nazaten van mensen die in de loop van de drieënhalve eeuw dat Nederland Afrikanen tot slaaf maakte, wisten te ontsnappen naar de bossen om daar in vrijheid een nieuw bestaan op te bouwen. Marron komt van cimarron, een woord dat Spanjaarden in de Caraïben gebruikten om ontsnapt vee mee aan te duiden: een geuzennaam dus. De meeste Marrons zijn trots op hun geschiedenis en op de strijd die hun voorouders hebben geleverd om zich te onttrekken aan het gruwelijke plantagesysteem.
In 1501 waren de Spanjaarden de eersten die mensen uit Afrika roofden om ze in de ‘Nieuwe Wereld’ te werk te stellen. Dit gebeurde op het eiland Hispaniola, het huidige Haïti en de Dominicaanse Republiek. Een deel van hen ontsnapte de bossen in en sloot een verbond met de inheemse bewoners van het eiland. Vanuit de bossen bestookten zij de Spaanse bezittingen, en in 1503 ontketenden ze de eerste grootschalige opstand van tot slaaf gemaakte Afrikanen in de ‘Nieuwe Wereld’. De toon voor de komende 400 jaar wereldgeschiedenis was gezet.
De Spanjaarden waren vooral uit op goud en zilver; zij roofden mensen om ze in mijnen te werk te stellen. Nederlandse handelaren zagen al snel in dat er veel meer geld in suiker zat. Ze gingen op zoek naar gebieden waar ze op grote schaal suiker konden verbouwen en pionierden met industriële landbouwbedrijven die volledig draaiden op slavenarbeid. In 1667 werd Suriname een Nederlands wingewest. Er zijn vanaf dat moment meer dan 300.000 mensen door Nederland naar Suriname verscheept en tot slaaf gemaakt. In de hoogtijdagen van het wingewest waren 8 van de 10 bewoners uit Afrika geroofd.
Om de productie onder deze omstandigheden te handhaven, werd er een ongekend hard regime gevoerd. Maar in tegenstelling tot andere beruchte suikerkoloniën, zoals het Engelse Barbados of het Franse Haïti, is Suriname geen eiland. De hoofdstad Paramaribo ligt bij de kust. Vrijwel alle Surinaamse plantages lagen aan rivieren die bij de hoofdstad Paramaribo uitmondden, vanwaar suiker en later ook koffie, cacao en hout naar Europa werden verscheept. Achter de plantages, voorbij de rivieren, lag het immense bos. Het was niet moeilijk om de bossen in te vluchten, maar overleven in de bossen was dat wel. Toch vluchtten er jaarlijks enkele honderden mensen weg, waarvan een groeiend aantal wist te overleven - met behulp van inheemse Surinamers, die hen in het woud wegwijs maakten. Zo ontstonden er vanaf de 17e eeuw langs verschillende rivieren diep in het Surinaamse binnenland zes grote Marron-gemeenschappen: de Aluku, de Kwinti, de Matawai, de Okanisi, de Paamaka en de Saamaka. Marrons spreken zelf van de lowé ten, de tijd van het weglopen.
In de lowé ten vielen Marrons regelmatig plantages aan, om spullen te roven of mensen mee te nemen. De koloniale overheid deed er decennialang alles aan om de Marrons te verslaan. In 1757, na de zoveelste opstand waarbij tientallen mensen zich bij de Marrons aansloten, besloot de koloniale overheid aan te sturen op vrede. Op 10 oktober 1760 tekende Nederland een vredesverdrag met de Okanisi. Dit hield in dat de Okanisi met rust zouden worden gelaten als ze de plantages niet meer zouden aanvallen. Niet lang daarna sloten twee andere Marron-gemeenschappen zich hierbij aan. Daarmee werd, honderd jaar voor de afschaffing van de slavernij, officieel vastgelegd dat ze vrij waren en dat zij een autonome status hadden in het wingewest. Binnen hun leefgebied mochten ze vanaf die dag doen en laten wat ze wilden. 10 oktober wordt tegenwoordig gevierd als de Dag van de Marrons. In Suriname is het een nationale feestdag.
De taal, cultuur en godsdienst van de Marron-gemeenschappen hebben duidelijk Afrikaanse wortels, maar zijn uit vermenging ontstaan. Al bij het inladen van hun schepen probeerden slavenhalers in Afrika verschillende culturen te mixen om de onderlinge communicatie - en dus de kans op opstand - te verkleinen. De Marrons spraken zodoende een mix van Engels, Portugees, Nederlands en verschillende Afrikaanse en inheemse talen. Ook hun godsdienst, Winti, was een mix, ontstaan uit de versmelting van verschillende West-Afrikaanse religies, aangevuld met inheemse en Europese elementen. Zo ontstond een dynamische, autonome cultuur met een stevig fundament in Afrikaanse en inheemse tradities, die in nauwe verbinding staat met het bos en de natuur van Suriname.
De Marron-gemeenschappen leefden lange tijd in relatieve afzondering van de mensen op de plantages en in de stad. In de loop van de 20e eeuw veranderde dat. De aanleg van een spoorweg naar het binnenland in 1912 had een grotere impact op hun gemeenschap dan de afschaffing van de slavernij (1863). Grote bedrijven aasden op de binnenlanden, op zoek naar grondstoffen en hout, waardoor de in het verleden gemaakte afspraken steeds meer onder druk kwamen te staan. Het absolute dieptepunt was de Binnenlandse Oorlog die van 1986 tot 1992 duurde, waarin het Surinaamse Nationale Leger vocht tegen de Marron-commando’s van Ronnie Brunswijk. Veel Marrons vluchtten voor het geweld van Desi Bouterse’s troepen de grens over naar Frans-Guyana. Sinds de Binnenlandse Oorlog hebben veel Marrons het bos verlaten om in de stad te wonen, zowel in Suriname als in Frans-Guyana. Daarmee zijn de Marrons zichtbaarder geworden. In Paramaribo zijn ze nu de snelst groeiende bevolkingsgroep. Wereldwijd krijgt de unieke cultuur en kunst van de Marrons steeds meer aandacht, met name via Frankrijk, waar steeds meer Marrons gaan wonen en werken. Mede dankzij kunstenaars als Marcel Pinas en artiesten als Kenny B krijgen de Marrons een stem en komt er meer oog voor hun perspectief op de koloniale geschiedenis. Maar in de Surinaamse binnenlanden staan de Marron-gemeenschappen nog steeds onder grote druk, en worden ze door illegale goudwinning, houtkap en roofbouw in hun voortbestaan bedreigd.
Dit artikel is geschreven voor het tekstboekje bij de voorstelling ODO.
Hiervoor zijn ook illustraties gemaakt van Winti-begrippen door Richard Kofi, zoals afbeelding bovenaan deze pagina.
Het hele boekje is in te zien in het theater & te koop voor €4,-