Bellevue ge-dicht

De indrukwekkende woorden van jonge dichter Amanda Gorman brachten de wereld in beroering. De ophef over de vertaling van haar gedicht The Hill We Climb beantwoordde de jonge schrijfster – en onderwerp van deze ophef - Marieke Lucas Rijneveld met een gedicht. De zachte kracht van deze kernachtige woorden raken, misschien meer dan ooit.

Met een vlammend betoog van Adriaan van Dis over de schoonheid van de dichtkunst vers in het geheugen nodigde onze directeur u in december uit tot het lezen van gedichten. Als vervolg op deze oproep vroegen wij een aantal toneelschrijvers een gedicht te kiezen dat voor hen een bijzondere betekenis heeft. De komende tien weken delen wij met liefde deze gedichten. Zodat schoonheid en troost hun weg vinden naar u, ons publiek. Een aanloopje naar die zo hartstochtelijk gewenste opening!

ge
dicht
 nr: 1 

het paradijs bestaat
het heet vertrouwen

enkele ervaringen van bewegingen aangaande reinhart
Hannah van Wieringen 
2019, niet eerder gepubliceerd

Lees het hele gedicht

 

enkele ervaringen van bewegingen aangaande reinhart

als wolken van gerhard richter door een lente dwalen 
liefhebbende vreemden zijn
ijl als de lucht boven hauptbahnhof
een vos zien op de torstrasse
ze vergeten elkaar te bijten 
ze vergeten elkaar echt pijn te doen
 
was ik maar veel ouder reinhart
en jij een eik
ik zou me omhoog trekken aan je takken
tussen sleutelbeen en schouderblad verzinken
blijvend tussen je loof opgesteld staan
in een omhelzing via jouw armen
gericht aan de wereld
kruin in hemeldak
 
heel mager worden lucide
verteren niet nadenken
door middel van dans veranderingen bewerkstelligen
dit zal ongemakkelijk zijn
non-fictief
 
schrikachtigen 
aan zichzelf genoegzamen
over de onbekende gracht dansen
in omhelzingen aan de wereld gericht
wat aanhoudend draaien betekent
 
reinhart
zo nabij elkaar 
om elkaar heen bewegen
wie kan er ooit nog iets naspelen
 
het paradijs bestaat 
het heet vertrouwen
recht onder carré bevindt zich een kleine dependance
soms draven er paarden in willekeurige patronen 
met dierlijke onverschilligheid
die zachtmoedig is
soms spreekt een vos
ze opent met gebed
het gebed is een beweging
de beweging gaat als volgt
 

ge
dicht
 nr: 2 

zoals een hond, verdrinkend, in zijn redders handen bijt- bijt mijn gevoel de reddende gedachte dat deze nood voorbij gaat 

Vergezichten en gezichten  
M. Vasalis 
1963, Van Oorschot

Lees het hele gedicht

 

Vergezichten en gezichten 

Zoals een hond, verdrinkend in zijn redders handen bijt,
bijt mijn gevoel de reddende gedachte,
dat deze nood voorbij gaat en dat zulke nachten
eenmaal weer zullen blussen in de tijd.

Het eerst verdronkene is de verwachting,
de hoop zieltoogt. Maar de herinnering
vecht het hardnekkigst. Lieveling!


 

ge
dicht
 nr: 3 

het fijne aan geraakt worden
is dat het niet lang hoeft te duren
om lang te blijven duren

Vasthoudendheid, uit Wat ik mijzelf graag voorhoud, 2010, Van Oorschot 
Lieke Marsman
Verkrijgbaar in de bundeling Man met hoed,2017, Atlas Contact

Lees het hele gedicht

VASTHOUDENDHEID 

Er bestaan vele redenen waardoor je niet stil
kunt blijven liggen, 's nachts. Als je steeds
moet hoesten, bijvoorbeeld, zal je lichaam
op en neer schokken alsof je op een rijkoets ligt en
als je erg ziek bent, een lijkwagen. Of het is zo
dat je niet weet waar je moet kijken, omdat alles 
voor je ogen zo rood is. Je ogen zijn zo rood, omdat
iemand heeft gezegd dat je ogen zo blauw zijn en 
dat heeft je geraakt. Het fijne aan geraakt worden
is dat het niet lang hoeft te duren om lang
te blijven duren en het vreemde aan geraakt zijn
is dat het nagalmt en nastampt en toch ben je
er stil van. Het mooie aan het woord stil is dat het
iets zegt over geluid en beweging en het bijzondere
aan geluid is dat het bestaat uit beweging. Het fijne 
aan beweging is dat het zo ingetogen is, je kunt
heel zacht je huid laten voelen dat iemand anders
je huid voelt. Tegelijkertijd is het fijne aan beweging
juist dat het uitbundig is, je kunt heel hardnekkig
een dansend monster in je voeten hebben zitten, dat
je hakken de hele avond de grond in wil stampen.
Maar het vreemde aan een hele avond is dat je soms 
niet weet welke vorm van beweging je het liefst
lang laat duren. Gelukkig is het goede aan iets lang
laten duren dat alles op den duur weer terug stil valt.
En wat ik het allermooiste aan het woord stil vind,
is dat je er in het Engels een l aan kunt plakken,
waardoor we elkaar kunnen vragen, waarom we
nog steeds niet gaan slapen. 

ge
dicht
 nr: 4 

je droomt nog niet bestaande uren binnen handbereik
en slaapt je tot de mens die je ten diepste bent

Binnen handbereik 
Mary Heylema 
Poëziekalender 2021, Plint

Lees het hele gedicht

Binnen handbereik

Hoe je de vloer uitrolt,
het dak over je heen trekt,
je blik laat grazen
langs het uitzicht bij het raam, 
bepaalt je nader.

Hier is het, je inklapbaar universum,
waar je mag zitten
naast gedachtes om je aan te warmen.

Je schopt de afgelegde stappen onder bed,
strekt je uit tot aan je tweede vel,
raakt je schaduw, kust hem goedenacht.

Je droomt nog niet bestaande uren binnen handbereik
en slaapt je tot de mens die je ten diepste bent.

ge
dicht
 nr: 5 

HIJ: Ik sta weleens te koken. En dan ineens word ik heel verdrietig. Ik sta een aubergine uit te hollen en de tranen springen me in de ogen.
ZIJ: Ja, dat komt, je luiken staan dan nog open. 

Sloopkogel
Don Duyns
2021, tekst nieuwe Bellevue Lunchvoorstelling, nog niet eerder gepubliceerd

Lees het hele gedicht

SLOOPKOGEL 

ZIJ: Ik wil graag iets liefdevols zeggen. Iets heel moois. Waar ik vervolgens om ga huilen. Omdat het mezelf raakt, mijn woorden. Ze komen binnen.  

HIJ: Ik sta weleens te koken. En dan ineens word ik heel verdrietig. Ik sta een aubergine uit te hollen en de tranen springen me in de ogen. 

ZIJ: Ja, dat komt, je luiken staan dan nog open. 

HIJ: Mijn ‘luiken’? 

ZIJ: Je bent een huis Hartman, stel je dat even voor, de hele dag houdt je je deuren dicht en je luiken gesloten zodat alle vuiligheid van de wereld daarbuiten niet binnen kan komen. Maar ’s avonds… met die aubergine… 

HIJ: Laat ik de beschermingslaag los? 

ZIJ: Ja. 

HIJ: Weet je. Zou kunnen. Zou heel goed kunnen. 

ZIJ: Zou dat kunnen. 

HIJ: Dat. Dat zou kunnen, ja. 

ge
dicht
 nr: 6 

uit kruimels op zolder groeien
muizen, zelfs in een huis waar niemand woont, daalt stof

Hongerdiertje 
Nikki Dekker
uit Een voorwerp dat nog leeft, 2018 Wintertuin/De nieuwe Oost

Lees het hele gedicht

Hongerdiertje 

Ze proberen me weleens bang te maken met verhalen over grootheden
opdat ik me klein voel en begrijp dat de stapel niet voor mij bedoeld is.
Op dit moment kunnen wij daarvoor geen vergunningen verstrekken.

Een boom is een baard als je je ogen wat toeknijpt. De leegte
moet eten, kan niet stil blijven. Uit kruimels op zolder groeien
muizen, zelfs in een huis waar niemand woont, daalt stof.

Wie weet wat een bewustzijn heeft.
Nageslacht verlangt. Een carrièreswitch. 
Dit is waarom we geen mooie dingen mogen hebben.

Zet het raam open. Breng me koffie en chocoladebiscuits.
De wind komt uit het zuiden. Zo oranje achter de geschoren beuk.
Welkom op het jaarlijkse overleg Uitsterven in de niet-massale betekenis.

Praat niet voor je beurt als ik al zes uur niet heb gegeten.
In de natuur zou ik nooit overleven maar je ogen boven dat blauwe overhemd
dat je een doodsmachine bestuurt met die handen die intussen–

een andere man vertelde me dat water sneller kookt als je het deksel van de pan laat
een andere man vertelde me dat sommige mensen beter af zijn zonder hulp
een andere man vertelde me dat ik tenminste een beetje durf te bewegen

Ik haalde een vinger over de schoorsteenmantel alsof ik door een film liep.
Wat ik vandaag in mijn mond stopte: een pen, een ring, een batterij, stof.
Iedere dag dat de zon schijnt hoor ik je moeder 'ga toch eens naar buiten'

en iedere dag dat ik buiten ben hoor ik je moeder 'moet jij niet aan het werk'.
Mijn lijf is er klaar mee. We werken hier met een uitsterfbeleid.
Dit hongerdiertje is aan een onstuitbare opmars bezig.

ge
dicht
 nr: 7 

Zoen me tot ik warm word. Zoen me tot ik spin.
Trek je eigen huid dan uit, stop mij eronder in.

Siberië
van Bart Moeyaert 
uit Verzamel de liefde Em. Querido’s Uitgeverij, 2010

Lees het hele gedicht

Siberië  

Geef me je jas
van bont en teddyberen.
Sla je arm om me heen
en al je winterkleren.
Zoen me tot ik warm word.
Zoen me tot ik spin.
Trek je eigen huid dan uit,
stop mij eronder in.
Sus me met je hartslag.
Wij ons wij ons wij ons.
Maak van dit veel te grote bed
een heel klein fort van dons.

van Bart Moeyaert
uit Verzamel de liefde
Em. Querido’s Uitgeverij, 2010

ge
dicht
 nr: 8 

nooit hadden twee dieren zo mooi gedanst
en nooit hadden zo veel tranen tegelijkertijd geblonken

De verjaardag van de lepelaar
Toon Tellegen 
Uit Misschien wisten zij alles Em. Querido’s Uitgeverij, 2003

Lees het hele gedicht

DE VERJAARDAG VAN DE LEPELAAR WERD GROOTSER GEVIERD 

dan ooit, ook al wist niemand waarom. Er was meer honing en eikensap en notendrank dan op een gewone verjaardag. De lepelaar zat aan het hoofdeinde van de tafel en schepte zelf de borden en bekers vol met telkens nieuwe gerechten, en telkens klonken er weer kreten als Ah en 0 en Hm, daar op de open plek in het bos op een warme avond in het zachte licht van een halve maan. 

Iedereen zat naast wie hij het liefste zat, zodat alles het beste smaakte. Toen iedereen meer dan de helft van wat hij op zijn hoogst kon eten op had, tikte de lepelaar op zijn bord. `Vrienden,' zei hij. Langzaam kwam het gekauw en geslurp tot rust. `Vanavond is er een bijzondere opvoering,' ging hij verder. 'Een opvoering zonder woorden. De tor zal dansen met de mier.' `Maar dat is geen opvoering,' riep de brasem uit zijn waterkom. `Zij zullen niet zomaar dansen,' zei de lepelaar. 'Zij zullen ontroeren.' 

`Ontroeren?' riep de kikker. 'Is dat als je je lepel stilhoudt? Ha ha!' Maar niemand lachte en de kikker zweeg beschaamd. De gloeiworm doofde zich en daar, op een verhoging onder de eik, verlicht door de vuurvlieg die van een takje naar beneden hing, verschenen plotseling de tor en de mier. Ze glommen meer dan ooit. De tor was geheel in het zwart, maar de mier had hier en daar iets wits op zich gestrooid, stippeltjes die glinsterden in het schijnsel van de vuurvlieg. ‘0,’ riep iedereen. 

Toen werd het stil en begon de nachtegaal in de struik naast de eik te zingen. De tor sloeg zijn arm om het middel van de mier en ze zweefden over de verhoging. Nooit hadden twee dieren zo mooi gedanst, en nooit hadden zoveel tranen tegelijkertijd geblonken. Maar het meest ontroerd was wel de eekhoorn, want af en toe keek de mier even naar hem. En dan dacht de eekhoorn aan de reis die ze zouden gaan maken en hoe gezellig die zou worden, en dan wist hij niet waarom, maar dan stroomden de tranen over zijn wangen.

Ze dansten lang, die twee. Toen de nachtegaal ten slotte zijn laatste noot had laten weerklinken stonden ze stil. Niemand bewoog of zei iets of klapte, totdat de lepelaar, na een hele tijd, fluisterde: ‘Ontroerd?’ Iedereen knikte, zelfs de kikker die wit was geworden van ontroering, en de brasem die in zijn eigen tranen zwom. De tor liet zijn ogen fonkelen, terwijl de mier knikte en zijn lippen op een eigenaardige manier tuitte. Toen liet de lepelaar een taart tevoorschijn komen die zo luchtig was dat je hem alleen maar kon vermoeden, maar niet kon proeven of zien. ‘Zonde,’ riep de beer. Maar de andere dieren riepen ‘O’ en besloten de verjaardag van de lepelaar nooit te vergeten. 

ge
dicht
 nr: 9 

Op straat scheen de zon,
een draaiorgel maakte muziek,
maar ik dacht alleen maar:
Leo,
Leo is ziek

Leo is ziek
van Han. G. Hoekstra 
uit Rijmpjes en versjes uit de nieuwe doos van Han G. Hoekstra
© 1976 Erven Han G. Hoekstra en Meulenhoff Boekerij bv, Amsterdam

Lees het hele gedicht

Leo is ziek 

Leo is ziek
Wees maar wat stil,
en praat maar wat zacht,
want Leo, die jongen, die altijd lacht,
die zo vlug en zo lang is,
en voor niemand bang is,
Leo is ziek.

Van morgen heb ik hem opgezocht.
Zijn moeder deed me open.
Ze zei: ‘Jij komt zeker voor Leo, hè,
kom maar mee,
zal je zachtjes lopen?’

Leo lag in bed en zag heel bleek,
het was net of hij veel kleiner leek
zo in bed met zijn nachtgoed aan.
Ik zei: ‘Dag Leo, word maar gauw beter,’
en hij zei: ‘Dag Peter,’
heel zachtjes,
ik kon hem haast niet verstaan.
Op een kastje naast zijn bed
waren allemaal drankjes neergezet.

 Op straat scheen de zon,
een draaiorgel maakte muziek,
maar ik dacht alleen maar:
Leo,
Leo is ziek.

ge
dicht
 nr: 10 

Dus in welke toestand, op welke plek ook
moet je leven als ging je nooit dood

Yani, nasıl ve nerde olursak olalım
hiç ölünmeyecekmiş gibi yaşanacak  

Over Leven / Yaşamaya Dair   
van Nâzim Hikmet vertaling Wim van den Munkhof 
opgenomen in Moderne Turkse poëzie
samengesteld door Mehmet Emin Yıldırım, Sytske Sötemann en Mehmet Çetin
uitgeverij Atlas, 2010

Lees het hele gedicht

Yaşamaya Dair
Over Leven 

1

Leven is geen grapje,
je moet in grote ernst leven,
zoals bijvoorbeeld een eekhoorntje,
dus zonder daarbuiten of daarna iets extra's te verwachten,
je moet je dus uit alle kracht voor het leven inzetten.

Je moet leven serieus nemen,
dus zo, dat je bijvoorbeeld
met je armen op je rug gebonden, en je rug tegen de muur,
of in het lab,
in een witte jas, met een enorme bril,
kunt sterven voor de mensen,
en wel voor mensen die je zelf nooit hebt gezien
en zonder dat iemand je ertoe dwong
en ook nog eens terwijl je weet dat het mooiste
wat je hebt en het meest waarachtige leven is.

Dus neem je leven steeds zo ernstig op
dat je bijvoorbeeld nog op je zeventigste olijven plant,
en dan niet om je kinderen iets na te laten of zoiets,
maar omdat je niet in de dood gelooft, al ben je bang om dood te gaan,
en je dus de balans naar leven door laat slaan.


2

Stel, je krijgt een zware chirurgische ingreep,
met de kans niet meer
op te staan van de witte operatietafel.
Al voel je je droef bedrukt om een te vroeg heengaan
toch lach je om een Bektaşi-grap,
kijk je uit het raam of het gaat regenen
of wacht je toch ongeduldig op
de laatste nieuwsberichten.

Stel, ten behoeve van iets waarvoor het waard is te strijden
bevind je je aan het front.
Het kan dat je de eerste dag al, bij de eerste aanval
vooroverstort en sterft.
Je weet dit met een vreemde wrok,
maar toch ben je razend benieuwd
hoe deze mogelijk nog jaren slepende strijd zal aflopen.

Stel, je zit achter tralies,
loopt al tegen de vijftig,
en over achttien jaar pas zal de stalen poort zich openen.
Toch koester je de band met buiten,
met mens en dier, met strijd en wind,
met alles dus wat zich buiten de muren bevindt.

Dus in welke toestand, op welke plek ook
moet je leven als ging je nooit dood...


3

Onze wereld koelt af,
een ster tussen de sterren,
nog wel een van de kleinste,
een spikje bladgoud op blauw fluweel,
die reusachtige wereld van ons.

Ooit koelt deze wereld af
en zal niet eens als een ijsklomp
of een dode wolk,
maar als een lege notendop wegtollen
in het eindeloze stikkedonker.

Nu al daarvan de pijn te dragen,
de droefenis te voelen.
Zozeer moet je van deze aarde houden
dat je kunt zeggen:
'Ik heb geleefd...'